Rhinopneumonie bij paarden

De ziekte rhinopneumonie bij paarden, afgekort rhino, wordt veroorzaakt door het equine herpesvirus (EHV). De ziekte openbaart zich via drie vormen. Dit zijn luchtwegproblemen, abortus van het ongeboren veulen en een neurologische vorm. Elke vorm wordt veroorzaakt door een ander virustype.

Rhinopneumonie

Alle paarden in Nederland komen regelmatig met één van de equine herpesvirussen in contact. Hoe de ziekte verloopt is afhankelijk van welk type virus je paard heeft opgelopen. Ook scheelt het wanneer je paard tweemaal per jaar gevaccineerd wordt tegen het virus. Meer over dit vaccin verderop in het artikel.

Kenmerken rhinopneumonie  

Luchtweg – verkoudheidsvorm 

Deze vorm van rhino lijkt op griep en wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door type 4 (EHV-4) en een enkele keer ook door type 1 (EHV-1).
Een paard met deze vorm heeft in meer of mindere mate last van de volgende kenmerken:  

  • Neusuitvloeiing 
  • Verminderde eetlust 
  • Koorts 
  • Hoesten 
  • Dikke benen 

Deze klachten kunnen een paar dagen tot twee weken aanhouden. Vooral jonge paarden worden ziek. Oudere paarden die de ziekte al hebben doorlopen merken meestal niets van een besmetting. Wanneer er sprake is van virustype 1 kunnen de verkoudheidsverschijnselen gevolgd worden door de gevaarlijkere neurologische- of abortusvorm.

Abortusvorm 

Wanneer een drachtige merrie besmet wordt met het rhinovirus type 1, veroorzaakt dit abortus van het veulen. Wordt het veulen toch uitgedragen en geboren, is het vaak zeer zwak en sterft het alsnog. De besmetting van de merrie kan maanden vóór de geboorte al plaatsgevonden hebben. Het is in de fokkerij dan ook een zeer gevreesd virus omdat alle aanwezige drachtige merries besmet kunnen raken en kunnen aborteren. Het is raadzaam om drachtige merries in aparte groepen te huisvesten en zeker niet met jonge paarden te stallen.

Neurologische vorm 

Deze variant wordt ook veroorzaakt door type 1 en kan het zenuwstelsel van het paard aantasten. Kenmerken hiervan kunnen zijn: 

  • Een slappe (verlamde) staart
  • ‘Dronken’ lopen met de achterbenen
  • Een verlamde blaas
  • Slechte coördinatie van de voorbenen

De verschijnselen treden snel op, binnen 1 tot 14 dagen na de infectie. Alleen met een zeer intensieve verpleging kan het paard herstellen. Deze hevige vorm van rhinopneumonie komt niet vaak voor.

Hoe wordt een paard besmet met het EHV-virus? 

Bijna alle paarden zijn ‘drager’ van het rhinovirus. Dit betekent dat ze ooit een besmetting hebben doorgemaakt, waardoor het nu latent (‘slapend’) aanwezig is in het lichaam. Ze kunnen jarenlang geen symptomen hebben totdat een trigger de infectie opnieuw activeert. Bekende triggers zijn stress (door bijvoorbeeld een verhuis of transport), vermoeidheid en een lage weerstand.

Het virus wordt uitgescheiden door paarden die ziek zijn, maar ook door paarden die geen verschijnselen vertonen. Door het uitproesten en hoesten van vocht in de voorste luchtwegen verspreidt het virus zich verder. Dit gebeurt vooral bij paarden die gestald zijn in één ruimte. Bij een aborterende merrie wordt het virus uitgescheiden via het veulen, het vruchtwater en de nageboorte. Ook via kleren en handen van mensen, emmers of andere materialen kan het overgedragen worden. Een stal waar rhinopneumonie uitbreekt moet acuut gesloten worden voor bezoekers en gesloten blijven tot twee weken na het laatste ziektegeval.

Veel paarden zijn drager van het rhinovirus. Ze kunnen jarenlang geen symptomen hebben totdat een trigger zoals transport of een verhuis de infectie opnieuw activeert. Een vaccinatie beschermt je paard niet 100%, maar zorgt er wel voor dat je paard erg ziek wordt.

Behandeling rhinopneumonie

Er is geen medicijn beschikbaar dat het rhinovirus doodt of afremt. Hierdoor bestaat de behandeling uit het ondersteunen van de lichaamsfuncties van het zieke paard. Bij de verkoudheidsvorm is er meestal geen behandeling nodig. Deze paarden herstellen doorgaans snel. Ter ondersteuning kan er een slijmoplosser of ontstekingsremmer gegeven worden. Bij de abortusvorm is de merrie zelf niet ziek. Het behandelen van het ongeboren veulen is niet mogelijk. Een veulen dat verzwakt geboren wordt heeft erg weinig kans op overleven. Paarden met zenuwstoornissen hebben intensieve verzorging nodig. Ze kunnen soms gedeeltelijk, soms volledig herstellen. Dit hangt af van de mate waarin ze ziek zijn. 

Vaccineer je paard tegen het rhinovirus 

De ziekte is nooit helemaal te voorkomen. Wel kunnen er maatregelen getroffen worden om de ziekte af te remmen en de kans op overdracht zo klein mogelijk te houden. De weerstand van het paard speelt hierbij een belangrijke rol. Vermijd stress zo veel mogelijk en vaccineer je paard tweemaal per jaar tegen het virus. Dit vaccin beschermt je dier niet 100%, maar voorkomt wel dat je dier erg ziek wordt. Ook helpt het de verspreiding afnemen doordat een gevaccineerd paard veel minder besmettelijk is. Drachtige merries kunnen tijdens de zwangerschap drie keer gevaccineerd worden tegen de abortus variant. 

 

Zoek je meer informatie over rhinopneumonie? Of wil je je paard laten onderzoeken of vaccineren? Neem dan contact op met je dierenarts! Je kunt er hier een bij je in de buurt vinden.