Je leest in het nieuws nog wel eens over een uitbraak van kattenziekte (Feline Panleukopenie) in Nederland. Kattenziekte is een zeer besmettelijke en ernstige ziekte waar veel katten aan sterven. Gelukkig bestaat er een vaccinatie tegen kattenziekte.
Besmetting
Katten die in aanraking komen met het Feline Panleukopenie-virus kunnen kattenziekte krijgen. Het virus lijkt veel op het Parvovirus bij de hond en is erg besmettelijk. Het wordt overgedragen van kat naar kat via speeksel, braaksel en ontlasting, maar ook via besmette materialen zoals handen en kleding van mensen, voerbakjes, draagmandjes en zelfs de vloer. Het virus kan meer dan een jaar overleven in de omgeving. Kittens tot zes maanden leeftijd zijn extra vatbaar, zeker als zij nog niet (volledig) gevaccineerd zijn. Maar ook volwassen dieren die niet (voldoende) gevaccineerd zijn lopen een risico besmet te worden. Het percentage gevaccineerde dieren in een populatie om voldoende groepsimmuniteit te krijgen, verschilt per ziekte. Algemeen wordt aangenomen dat een vaccinatiegraad van rond de 70% voldoende moet zijn, om een uitbraak van kattenziekte te voorkomen.
Symptomen van kattenziekte
De eerste verschijnselen van het virus zijn koorts en braken. Kort hierna ontstaat darmschade, te herkennen aan bloederige of zwarte, stinkende diarree. Een besmette kat sterft vaak al binnen een à twee dagen. Kittens die in de baarmoeder in aanraking komen met kattenziekte doordat de moederpoes niet gevaccineerd is, kunnen daar sterven of geboren worden met een onherstelbare hersenbeschadiging. Er zijn ook gevallen bekend van katten besmet met kattenziekte zonder zichtbare symptomen.
Diagnose
Bij verdenking van kattenziekte zal de dierenarts een onderzoek doen van het bloed of de ontlasting. Na overlijden kan ook door middel van pathologie de diagnose kattenziekte vastgesteld worden.
Behandeling en preventie
Er is geen effectieve behandeling tegen het kattenziektevirus. Het enige wat de dierenarts kan doen is het bestrijden van de gevolgen van de ziekte. Dit bestaat bijvoorbeeld uit het toedienen van een infuus om uitdroging te verhelpen en het geven van sondevoeding en medicijnen om braken en diarree te remmen. Een groot deel van de besmette katten overleeft de ziekte niet. Vooral jonge katten (onder de leeftijd van vijf maanden) overlijden vaak.
De ziekte kan door middel van vaccinatie voorkomen worden. Ook kittens in de baarmoeder zijn beschermd als de moederpoes goed gevaccineerd is. Een kitten moet driemaal gevaccineerd worden tegen kattenziekte, op 8 en 12 weken leeftijd en op zes maanden leeftijd. In een hoog risicogebied, of onder bepaalde omstandigheden kan een extra vaccinatie geadviseerd worden op 16 weken. Hierna nog één keer op 1 jaar leeftijd en daarna is hij drie jaar lang beschermd. Je moet je kat dus elke 3 jaar laten hervaccineren. Om een uitbraak van kattenziekte te voorkomen is het belangrijk dat minstens 70% van de katten gevaccineerd is.
Wil je meer informatie over kattenziekte of wil je je kat laten vaccineren? Neem dan contact op met de dierenarts. Zoek er hier een in de buurt.
Deze tekst is nagekeken door dierenarts Interne Geneeskunde Sarah Proot.